" /> Energiebeleid in Nederland: Kunnen we leren van Bolivia? | Ver-wonder-ing | KaosProjects

Energiebeleid in Nederland: Kunnen we leren van Bolivia?


tekst 1


Economie



Na de splitsing volgt de uitverkoop 



Splitsing van Nederlandse energiebedrijven gaat de staat én de burger veel geld kosten



De politiek beslist maandag over het meest omstreden plan van minister Brinkhorst. Moeten de energieconcerns zich splitsen, zoals hij wil? Er is veel kritiek. „De consument zal de kosten hoe dan ook moeten betalen.”



Door onze redacteur Marcel aan de Brugh 

Rotterdam, 11 febr.
Was draaien, huis warm stoken, koffie zetten, licht aan, tv kijken. Hier is het om begonnen: dat de Nederlander kan blijven vertrouwen op de levering van stroom en gas. Tegen een concurrerende prijs. Daarom wil minister Brinkhorst van Economische Zaken een groep Nederlandse energiebedrijven in tweeën splitsen, een radicale en omstreden ingreep die tot nog toe in geen enkel ander EU-land is genomen. Een ingreep ook die heeft geleid tot een loopgravenoorlog met de getroffen concerns Nuon, Essent, Eneco en Delta. „De zaak is helemaal geëscaleerd”, zegt Kees Cools, hoogleraar bedrijfsfinanciering aan de Rijksuniversiteit Groningen en partner bij adviesbureau The Boston Consulting Group. Volgens hem is er sprake van een vertrouwensbreuk.
Maandag valt de beslissing. Dan buigt de Tweede Kamer zich over het splitsingsvoorstel van Brinkhorst. Cools houdt zijn hart vast. „Het ging de afgelopen weken nauwelijks meer over de inhoud van deze zaak”, zegt de hoogleraar, die eind vorig jaar de Tweede Kamer adviseerde over de privatisering van Schiphol. Beide partijen zijn nu vooral bezig modder naar elkaar te gooien.
Met de splitsing wil Brinkhorst vooral bereiken dat de netten – de elektriciteitskabels en de gasleidingen – in publieke handen blijven. Nu Europa zijn energiesector aan het liberaliseren is komt er meer concurrentie voor de van oudsher monopolistische energiebedrijven, die voorheen elk een afgebakend gebied van gas en stroom voorzagen. Volgend op de liberalisering ligt het in de lijn om de sector te privatiseren, geheel dan wel gedeeltelijk. De Nederlandse energiebedrijven zijn nu nog in handen van provincies en gemeenten, maar zullen naar verwachting snel overgaan in private, buitenlandse handen. Brinkhorst vindt dat niet erg wat betreft de productie, verhandeling en levering van stroom. Maar wel als het gaat om de netten, want die zijn voor de Nederlandse samenleving van strategisch belang. De nieuwe eigenaren zouden eens in financiële problemen komen. Wat gebeurt er dan met de netten?
Splitsing verkleint volgens Brinkhorst ook de kans op oneerlijke concurrentie. Nuon, Essent, Eneco en Delta zijn bedrijven die netten bezitten, en daarnaast ook stroom produceren en verkopen. Ze zouden zichzelf kunnen bevoordelen door concurrenten de toegang tot hun netten te bemoeilijken. Bijvoorbeeld door hoge prijzen te vragen voor het gebruik ervan. De energiebedrijven ontkennen het bestaan van concurrentievervalsing, mede op basis van de vele regels die toezichthouder DTe de afgelopen jaren heeft opgesteld.
In de Tweede Kamer is vooralsnog een meerderheid voor het wetsvoorstel. CDA en SP zijn tegen.Brinkhorst krijgt voor zijn plan ook steun van de Consumentenbond en MKB Nederland. Maar bij anderen overheerst twijfel en frustratie.
Volgens de energiebedrijven serveert Brinkhorst hen door de splitsing als hapklare brokken aan buitenlandse concurrenten. Die zijn op het overnamepad nu de Europese markt openbreekt. Hoogleraar Cools erkent dat. „Als de splitsing maandag doorgaat, liggen dinsdag de eerste overnamebiedingen op de deurmat.” Maar is dat erg? Brinkhorst, die bekend staat als een pro-Europeaan, vindt van niet.
Dan zijn er de kosten. Adviesbureau Deloitte heeft berekend dat het doorvoeren van de splitsing ruim 100 miljoen euro kost, alleen al door het werk dat ermee gemoeid is. Verder kost de operatie de komende jaren nog eens 250 tot 400 miljoen euro per jaar, onder meer door de extra overhead die voor de gesplitste bedrijven nodig is. Consultantsbureau Roland Berger kwam tot vergelijkbare resultaten. „Hoe je het ook wendt of keert, de burger zal dat moeten betalen. Ofwel via een hogere energierekening, ofwel via de belastingen”, zegt energiedeskundige Arnoud van der Slot van Roland Berger.
Van de 27.000 banen die de energiesector nu nog telt, zullen er de komende vijf jaar ruim 7.000 verdwijnen, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. Vooral omdat de bedrjiven als gevolg van de liberalisering gedwongen worden efficiënter te werken. Ook de splitsing leidt tot ontslagen. „Het is namelijk de opmaat naar privatisering”, zegt Berend Olde Rikkert van CapGemini. Eenmaal in private, buitenlandse handen zal er op de bedrijven nog meer druk worden uitgeoefend om de kosten te verlagen. Volgens Cools verdwijnen er duizenden banen naar het buitenland.
Dan is er nog de kwestie met de Amerikaanse investeerders. In de jaren negentig hebben sommige Nederlandse energiebedrijven een deel van hun bezittingen verkocht aan investeerders uit de VS, om die vervolgens weer terug te huren. Een constructie die beide partijen financieel voordeel bracht, en ook goedkeuring had van toenmalig minister Jorritsma van Economische Zaken. Maar nu speelt het de bedrijven, met name Essent, parten. Splitsing zou door de investeerders opgevat kunnen worden als een soort contractbreuk. Volgens Essent zou dat tot claims van vele miljarden kunnen leiden. Brinkhorst schat de kosten echter niet hoger dan zo’n 400 miljoen euro. Er zijn gesprekken gevoerd met Nederlandse en Amerikaanse advocaten over deze kwestie, maar de uitkomsten daarvan worden geheim gehouden. Wel heeft Brinkhorst afgelopen week in deze krant al een overgangsregeling toegezegd voor de zogeheten cross border leases.
Kamerlid Hessels (CDA) heeft de vraag opgeroepen wie al die extra kosten, die hij schat op 100 euro per huishouden, gaat betalen. Wentelt Brinkhorst ze af op de consument? Dat zou politiek onverstandig zijn. Het kabinet viel twee maanden geleden al bijna over een compensatie van 35 euro voor de huidige hoge energieprijzen.
De vereniging van zakelijke energiegebruikers, de VEMW, noemt het onacceptabel dat de consument voor de kosten van de splitsing opdraait. „Zeker nu de energierekening al zo hoog is”, zegt directeur Hans Grünfeld van de VEMW.
Volgens het Centraal Planbureau is niet duidelijk of de splitsing enige welvaartswinst oplevert. In een vorig jaar gepubliceerd rapport geeft het bureau de voorkeur aan een mildere oplossing. Een met meer toezicht van de DTe, en meer transparantie bij de bedrijven. Ook hoogleraar Cools voelt daar voor.
Alle tegenargumenten hebben Brinkhorst niet op andere gedachten gebracht. Hij refereert aan de goede ervaringen bij energieconcern NRE in de regio Eindhoven. De Australische investeringsgroep Macquarie heeft daar een belang van 49 procent gekocht in de netten van NRE. Maar volgens Cools is dat helemaal niet zo’n goede deal geweest. „Macquarie heeft een vetorecht afgedwongen op alle strategische beslissingen voor het netwerk. Zo heeft de investeerder veel meer zeggenschap dan het belang van 49 procent suggereert.”
Inmiddels zwellen de geruchten aan over de buitenlandse bedrijven die azen op de opgesplitste Nederlandse energieconcerns. Van der Slot van Roland Berger zegt vier kandidaten te kennen. De Duitse bedrijven Eon en RWE, het Franse EdF en het Zweedse Vattenfall. „Ze staan allemaal te trappelen om hier bedrijven over te nemen”, zegt hij. Maandag weten ze of ze de Nederlandse markt kunnen bestormen.
Voordelen van de splitsing
De netten blijven in publieke handen. De overheid kan zelf zorgen voor een goed beheer van de elektriciteitskabels en gasleidingen, die voor Nederland van strategisch belang zijn.
Grotere transparantie van het bedrijf dat de netten gaat beheren. Daardoor ontstaat een beter inzicht in de kosten van het beheer.
Uitsluiten van zogenaamde kruissubsidies. Opbrengsten uit de netten kunnen niet langer worden gebruikt voor doelen zonder duidelijk publiek belang, zoals het sponsoren van voetbalclubs of het doen van risicovolle overnames.
Eerlijke concurrentie. De netbeheerder is onafhankelijk engeeft alle partijen gelijke toegang tot de netten.
Nadelen van de splitsing
Banenverlies. Nu telt de energiesector 27.000 banen. Over vijf jaar zijn dat er naar schatting 7.000 minder. Dat is voor een deel te wijten aan de splitsing.
Eenmalige kosten van 100 miljoen euro om de splitsingsoperatie de komende twee jaar uit te voeren.
Structurele kostenvan 250 tot 400 miljoen euro per jaar, in ieder geval voor de komende tien jaar. Dit komt met name doordat voor de gesplitste bedrijven extra overhead nodig is.
Mogelijk miljardenclaims van Amerikaanse investeerders voor het verbreken van bestaande contracten.
Opgesplitste bedrijven worden makkelijke overnameprooien voor buitenlandse energieconcerns die azen op een aandeel van de Nederlandse markt.
Of de energierekening voor de consument gaat stijgen of zakken als gevolg van de splitsing, is moeilijk te voorspellen. Er zijn veel factoren van invloed. De prijs voor gas is in Nederland gekoppeld aan de internationale olieprijzen. Omdat die op het moment erg hoog staan, is gas nu ook duur. Daar komt bij dat Nederland veel elektriciteitscentrales heeft die op gas draaien, dat maakt ook de stroom duur. Verder beslaan heffingen, het vastrecht en de BTW een groot deel van de stroom- en gasprijzen. In geen enkel EU-land zijn de belastingen de afgelopen jaren zo hard gestegen als in Nederland. Door de liberalisering van de Europese energiemarkt is de productieprijs van stroom de afgelopen jaren met vijftien procent gedaald. Maar de productieprijs maakt slechts een klein deel van de energierekening uit. Of door de splitsing de concurrentie verder toeneemt, en de productieprijs verder daalt, is moeilijk te voorspellen. Wel zijn met de splitsing veel kosten gemoeid. Omgerekend zo’n 100 euro per huishouden. Volgens sommige deskundigen gaat de consument daar hoe dan ook voor opdraaien. Ofwel via de energierekening, ofwel via de belastingen.




tekst 2


Bolivia’s hoop op gouden vleugels
Theo Roncken, Acción Andina – Bolivia
 
“Evo, zie ons staan en sluit je bij ons aan”. Dit is vrij vertaald een van de leuzen waarmee honderden werknemers van de luchtvaartmaatschappij Lloyd Aéreo Boliviano (LAB of kortweg “Lloyd&rdquoWinking in de namiddag van 6 februari 2006 de aandacht opeisen van ‘s lands kersverse president, Evo Morales Ayma. Zoveel mensen passen niet op de stoep voor het lokale hoofdgebouw van de bond van ondernemers. Samen met een haastig opgeroepen cordon UTOPs (anti-oproerpolitie) verhinderen we  tijdelijk de verkeersstroom door één van de toevoerroutes van het rijkere deel van de stad Cochabamba.
 
President Evo laat op zich wachten. Even lijkt het er zelfs op dat zijn chauffeur instructies heeft gekregen om de geparkeerde auto startklaar te maken voor een haastig vertrek. De demonstranten, hier duidelijk niet van gediend, organiseren handig een extra versperring, de vrouwen voorop. In een land waar blokkades deel uitmaken van een uitgebreid arsenaal van geweldloze actiemiddelen is een dergelijke paraatheid niet vreemd. De stemmig wordt zelfs geen moment grimmig: “Evo, broeder, we willen praten!”, scandeert een piloot naast me. Tegen de tijd dat het daglicht begint te dimmen worden twee woordvoerders van de actievoerders tot het gebouw toegelaten. Het voorstel dat zij mee naar binnen nemen op deze vijfde stakingsdag werd een paar uur eerder op een personeelsvergadering onder luid applaus goedgekeurd: Lloyd moet opnieuw een staatsbedrijf worden, onder de gezamenlijke administratie van regering en werknemers. In de volgende dagen wordt dit idee verder uitgewerkt: de aandelen van hoofdeigenaar Ernesto Asbún Gazaui zouden worden opgekocht met de drie laatste maandlonen die de werknemers nog niet uitbetaald hebben gekregen.
 
Deze eis betekent de nationalisatie van een onlangs geprivatiseerd bedrijf, en is een lastige steen in de schoen van de regering. Waarom?, zou je zeggen. Nationalisatie van Bolivia’s rijkdommen was toch een kernpunt van Evo’s presidentiële kampanje? Waarom zou zijn regering dan nu twijfelen over het terugnemen van enige staatscontrole over een strategische sector als de burgerluchtvaart? Voor ik op deze vraag terug kom, eerst een stukje geschiedenis.
 
LAB is de oudste luchtvaarmaatschappij van Zuid-Amerika. Een kadootje van Duitse inwonenden ten ere van de honderdste verjaardag van de Republiek, een Junker F-13 met capaciteit voor vier passagiers, leidde in 1925 tot de oprichting van een bedrijf dat met de jaren verdiend uitgroeide tot een publiek symbool van nationale trots. Tot aan de wereldcrisis in de luchtvaart, aan het begin van de jaren 90, stond Lloyd bekend als een uiterst rentabele en bovenal veilige vliegmaatschappij.
 
De overname, in oktober 1995, van het grootste blok aandelen van Lloyd door de Braziliaanse VASP, stuitte dan ook op de oppositie van de vakbonden. Deze waren indertijd echter te zwak en te verdeeld om de “Capitalización”, de Boliviaanse versie van de privatiseringsgolf die Latijns-Amerika overspoelde, te stoppen. En zo kwam de administratie van deze “bloem van de natie” dankzij de actieve medewerking van de regering Sánchez de Lozada en een handvol internationale  banken en consultanten, in handen van Wagner Canhedo Azevedo.
 
Canhedo, president van VASP, was toen in zijn land al diverse malen beschuldigd van frauduleuze transacties. Bovendien had hij eind 1993 al 2.200 processen wegens wanbetaling tegen zich lopen van werknemers van VASP. Het is dan ook geen wonder dat de “kapitalisatie” van Lloyd vooral een aderlating werd. In de zes jaar dat de Canhedo’s het bedrijf beheerden als een ware clan, liep het kapitaal van de luchtlijn terug van 66 miljoen tot 2,4 miljoen amerikaanse dollars. Begin 1998 trokken haar piloten de veiligheid van de vliegtuigen zelfs publiekelijk in twijfel. Maar ondanks de voortdurende geruchten over de tientallen manieren waarop de nieuwe administratie Lloyd en haar vliegtuigen stukje bij beetje leegplukte, was er nooit werkelijk belangstelling van overheidswege voor het instellen van een gedegen onderzoek.
 
Maar uiteindelijk barstte toch de bom, en in 2001 gaf Canhedo aan bereid te zijn zich uit LAB terug te trekken. Het bedrijf had een waarde, zo zei hij, van 40 miljoen dollars (hij verzweeg de schulden te vermelden), maar hij wilde zijn helft wel voor 10 miljoen van de hand doen. Twee Boliviaanse ondernemers gingen op dit voorstel in en werden gepresenteerd als ware helden, redders van het Boliviaanse vlaggenschip, met name Ernesto Asbún, die vanaf november 2001, zogezegd met de steun van het geld van Raúl Garafulic, het bestuur van Lloyd op zich nam.
 
Echter, al na een jaar keerden de twijfels terug: Asbún (en Canhedo) beschuldigden Garafulic er van zijn 10 miljoen nooit te hebben betaald, terwijl Asbún, volgens Garafulic, onder één hoedje speelde met Canhedo om zich al zijn aandelen toe te eigenen in ruil voor de garantie geen rechtszaak te openen vanwege de frauduleuze administratie van Canhedo. Kortom, Business as usual in de wereld van het grote geld (echt dan wel fictief). Het parlement stelde een onderzoekscommissie in, maar opnieuw gebeurde er niets. Garafulic overleed in november 2003 toen zijn Cessna vliegtuigje bij een landing over de kop sloeg, en Asbún werd door niemand meer lastig gevallen over de legitimiteit van zijn 50% eigendomsrecht van Lloyd.
 
Financiële gegevens over de laatste Asbún jaren (2004 en 2005) zijn nog niet bij de overheid ingediend. Volgens de laatst opgemaakte balans vloog LAB in 2003 op ruim 141 miljoen dollar inkomsten, maar liepen de schulden op tot 139 miljoen, hetgeen de kas terugbracht tot 2,1 miljoen amerikaanse dollars. Tot de huidige schulden behoren meerdere achterstallige betalingen aan de staat, waaronder 20 miljoen aan belasting en 10 miljoen aan pensioensrechten. Buiten de algemene achterstand van drie maanden in de uitbetaling van de lonen, hebben Lloyd’s werknemers momenteel dus ook geen recht op pensioen. Tot zover de teloorgang van Bolivia’s gouden vleugels.
 
Op de diverse vliegvelden in het land spreken gestrande passagiers van LAB voor TV-camera’s hun frustratie uit over de condities waarin zij de afgelopen week hebben doorgebracht, naast lege balies en zonder enige officiële uitleg over de gecancelde vluchten. Asbún probeert de schuld in de schoenen van de piloten te schuiven, die evenals voorheen als eersten publiekelijk aan de bel trokken. Listig publiceerde hij afgelopen zondag in de krant een loonlijst met de suggestie dat de piloten alleen al vanwege hun hoge inkomsten andere belangen voorstaan dan de overige werknemers.
 
Vakbondsman en activist Oscar Olivera, bekend om zijn coordinerende rol tijdens de wateroorlog van april 2000, denkt hier anders over. Zijn toespraak tijdens de personeelsvergadering van Lloyd van afgelopen maandag was meer dan duidelijk: “LAB is van de Bolivianen. Asbún stak zijn vieze handen in de zakken van een bedrijf dat dankzij het zweet van onze grootouders is grootgebracht. In 2000 (tijdens de wateroorlog) besloten wij allen dat we de rijkdommen van het land die in handen van delinkwenten zijn beland zullen terugwinnen.” Ook voor veel andere Bolivianen is Lloyd een duidelijk voorbeeld van de funeste impact voor de bevolking van de Washington Consensus en haar privatiseringspolitiek. Juist daarom worden er wat betreft de toekomst van Lloyd duidelijke stappen verwacht van de nieuwe “regering van het volk”.
 
Het is echter de vraag hoe ver de regering wil gaan. Een eenzijdige interventie van de kant van de overheid in de administratie van het bedrijf zou zowel de nationale als de internationale ondernemerswereld enorm afschrikken, en is daarom onwaarschijnlijk. Asbún heeft daarmee een belangrijke speelkaart in handen. Zolang hij weigert om met zijn werknemers om de tafel te gaan zitten is van President Evo weinig daadkracht te verwachten, en rest slechts de hoop op een spoedig herstel van Bolivia’s gouden vleugels.